
Jurisprudentie
BB2188
Datum uitspraak2007-08-22
Datum gepubliceerd2007-08-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 07/761
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 07/761
Statusgepubliceerd
Indicatie
Gedaagde sub 2, patholoog verbonden aan Isala Klinieken in Zwolle en Regionaal Coördinerend Patholoog (RCP) in de regio Noord-Nederland voor het landelijke bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker, heeft op briefpapier van Isala, in een brief aan onder meer het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Pathologie, gemeend zijn zorgen over het functioneren van het Leids Cytologisch Laboratorium B.V. (LCPL) aan de orde te moeten stellen. Dit op zichzelf is niet onrechtmatig, en vloeit bovendien voort uit zijn verantwoordelijkheid als RCP. Niettemin heeft hij onrechtmatig gehandeld vanwege de toonzetting en de inhoud van de brief. Op twee van de voor eiseressen belangrijkste punten mist de kritiek deugdelijke onderbouwing dan wel feitelijke grondslag. Het is aannemelijk dat eiseressen wegens de door gedaagde sub 2 gewekte suggesties in een voor de beroepsgroep bepalende kring van personen aanzienlijke reputatieschade hebben geleden en nog zullen lijden. De voorzieningenrechter gebied gedaagden een rectificatie te verzenden met de in het vonnis opgenomen inhoud. De vordering gedaagden te veroordelen tot betaling van een voorschot op schadevergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking, omdat de omvang van de schade in dit kort geding nog niet bij benadering kan worden vastgesteld.
Uitspraak
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 22 augustus 2007,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 07/761 van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Leids Cytologisch Laboratorium B.V.,
gevestigd te Leiden,
2. [eiseres sub 2],
wonend te [woonplaats],
eiseressen,
procureur mr. P.A. Ruig,
tegen:
1. [gedaagde sub 1],
wonend te [woonplaats],
2. de stichting
Stichting Isala Klinieken,
gevestigd te Zwolle,
gedaagden,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
advocaat mr. T.A.M. van den Ende te Zwolle.
Partijen zullen hierna (ook) worden aangeduid als LCPL, [eiseres sub 2], [gedaagde sub 1] en Isala.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 15 augustus 2007 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. [Eiseres sub 2] is oprichter en bestuurder van LCPL en daar ook als patholoog werkzaam. LCPL is een diagnostisch laboratorium dat onder meer cytopathologische onderzoeken uitvoert in het kader van het nationaal bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. [Gedaagde sub 1] is als patholoog verbonden aan Isala. [Gedaagde sub 1] is verder Regionaal Coördinerend Patholoog (RCP) in de regio Noord-Nederland voor het landelijke bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker.
1.2. [gedaagde sub 1] heeft op 29 mei 2007, op briefpapier van Isala, een brief (hierna: de brief van 29 mei) geschreven aan het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Pathologie (NVVP), met kopie aan [eiseres sub 2] en verder aan [A] (voorzitter Landelijke Visitatie Commissie), [B] (voorzitter Cytologie Commissie) en [C] (regiomanager bevolkingsonderzoek cervixcytologie Noord-Nederland). Deze brief bevat onder meer de volgende passages:
"(...) Daar het LCPL ca. 52.000 strijken van het bevolkingsonderzoek jaarlijks beoordeeld, zijn de uit N-N afkomstig cijfers mogelijk niet representatief. Toch valt het LCPL ten opzicht van de andere labs in N-N op veel punten uit de toon. Zo lijkt de detectie van ernstige afwijkingen geringer, de ernst van histologisch afwijkingen na een strijk met 'P4' (KOPAC code) veel ernstiger, e.d., ten opzicht van het regiogemiddelde. (...)
Het LCPL produceert een goed vorm gegeven jaarverslag (...). Op p. 80 wordt weliswaar de histologisch follow-up weergegeven ('histoscores'), doch alleen per leeftijdsgroep, en niet per KOPAC categorieen ofwel PAP-klasses. Het LCPL houdt zich derhalve niet aan de NVVP Richtlijn Cervixcytologie, en ook niet aan de NVVP afspraak van Standaard Jaarverslag op essentiele punten.
Voor een instelling, die ca. 10% van het gehele bevolkingsonderzoek cervixcytologie beoordeeld kan dit toch niet? Of stellen onze Richtlijnen en andere afspraken eenvoudigweg niets voor?
(...) Overigens bevat genoemd Jaarverslag weliswaar veel informatie, maar ontbreekt er op menig terrein de door de NVVP vastgestelde minimumnorm aan informatie. Gaan we voor plaatjes, of voor afgesproken informatie?
Voorts maak ik het bestuur er op attent, dat mijn verzoek om inlichtingen omtrent de status van de bij het LCPL werkzame diagnostische artsen opheldering behoeft. Weliswaar is mevrouw Dr. [eiseres sub 2] ingeschreven in het BIG-register als patholoog, doch een navraag bij het BIG-register leverde tevens basisarts [D] (...) op, maar niet ene [E] (...). [D] is tevens NVVP-lid. Op 30 november jl. ontving ik van voorzitter dr. [F] een emailbericht dat mijn verzoek om opheldering van in ieder geval het NVVP lidmaatschap van collega [D], en zijn status (basis arts? Arts assistent - met wie als opleider?) zou 'worden nagetrokken'.
(...) In concreto heb ik gerechtvaardigde twijfels of zich bij het LCPL wel geregistreerde pathologen c.q. onder bevoegde supervisie staande arts-assistenten zich buigen over cytologisch en histologisch onderzoek. Het kan toch niet zo zijn dat het Bestuur van onze vereniging dergelijke toestanden - indien daar mogelijk sprake van is na door leden afgegeven signalen - geen enkel onderzoek instelt! (...)"
1.3. Bij brief van 4 juni 2007 heeft [eiseres sub 2] namens LCPL aan [gedaagde sub 1] gevraagd de brief toe te lichten. Bij brief van 12 juni 2007 heeft mr. Ruig [gedaagde sub 1] verzocht aansprakelijkheid te erkennen voor de door de uitlatingen veroorzaakte schade en de beschuldigingen in te trekken. Bij brief van eveneens 12 juni 2007 heeft mr. Ruig Isala verzocht opheldering te geven over de juridische verhouding tussen [gedaagde sub 1] en Isala.
1.4. Bij brief van 22 juni 2007 aan de NVVP, [eiseres sub 2], mr. Ruig, Isala en de onder 1.2 genoemde [A], []B] en [C] heeft [gedaagde sub 1] onder meer het volgende geschreven:
"(...) In aansluiting op de door mij op eigen titel geschreven brief van 29 mei jl., waarin ik enige aandachtspunten signaleerde terzake het Leids Cytologisch en Pathologisch Laboratorium, bericht ik u hierdoor dat u deze als niet geschreven c.q. verzonden kunt beschouwen.(...)"
2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
2.1. Eiseressen vorderen - zakelijk weergegeven - het volgende:
I. gedaagden te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 10.000,-- ter zake van een voorschot op schadevergoeding;
II. gedaagden, op straffe van een dwangsom, te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis een rectificatie te schrijven en te verzenden, op briefpapier van Isala, aan het bestuur van de NVVP en aan de personen die een kopie van de brief van 29 mei 2007 hebben ontvangen, waaronder LCPL en [eiseres sub 2], met de volgende inhoud:
"Geacht bestuur,
Op 29 mei 2007 heeft Dr. [gedaagde sub 1], als patholoog werkzaam bij Isala Ziekenhuizen te Zwolle, op briefpapier van Isala Ziekenhuizen aan uw bestuur een brief geschreven met belastende uitlatingen over het Leids Cytologisch en Pathologisch Laboratorium (LCPL), gevestigd te Leiden.
In deze brief is LCPL ervan beschuldigd zich in haar jaarverslag 2005 op essentiële punten niet te hebben gehouden aan de NVVP Richtlijn Cervixcytologie en de NVVP afspraak van Standaard Jaarverslag.
Daarnaast zijn in deze brief twijfels uitgesproken of zich bij LCPL wel geregistreerde pathologen c.q. onder bevoegde supervisie staande arts-assistenten buigen over het cytologisch en histologisch onderzoek, dat LCPL uitvoert.
Deze uitlatingen blijken feitelijke grondslag te missen en hebben de reputatie van LCPL en van Dr. [eiseres sub 2], bestuurder van LCPL, en aldaar tevens werkzaam als patholoog, ernstig geschaad.
Op bevel van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in kort geding, rectificeren wij daarom deze uitlatingen over LCPL en bieden wij onze verontschuldigingen aan voor dit onrechtmatig handelen jegens LCPL en Dr. [eiseres sub 2].
Hoogachtend,
Dr. Mr. [gedaagde sub 1] Het bestuur van Isala Klinieken"
2.2. Daartoe voeren eiseressen - zakelijk weergegeven - het volgende aan. De brief van 29 mei bevat ongegronde verdachtmakingen. De stelling dat het jaarverslag van LCPL op essentiële punten niet voldoet aan de NVVP Richtlijn Cervixcytologie en ook niet aan de NVVP afspraak van Standaard Jaarverslag, mist iedere grond. Dat geldt ook voor de suggestie dat bij LCPL ongekwalificeerd personeel het cytologisch en histologisch onderzoek uitvoert. [gedaagde sub 1]' s rol als RCP rechtvaardigt het doen van deze uitlatingen niet. Door de handelwijze van [gedaagde sub 1] is de reputatie van eiseressen ernstig geschaad. [gedaagde sub 1] heeft hiermee onrechtmatig jegens eiseressen gehandeld. Nu de brief op briefpapier van Isala is geschreven en Isala zich niet van de inhoud van de brief heeft gedistantieerd heeft ook Isala onrechtmatig jegens eiseressen gehandeld.
2.3. Gedaagden voeren gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Gedaagden hebben ten eerste betoogd dat deze rechtbank relatief niet bevoegd is. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat artikel 102 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ook bevoegdheid schept voor de rechter van de plaats waar de schade is ingetreden. Nu voor dit geval kan worden aangenomen dat de gestelde reputatieschade zich hoofdzakelijk in Leiden heeft voorgedaan, acht de voorzieningenrechter zich bevoegd.
3.2. Voorts hebben gedaagden gesteld dat Isala ten onrechte is gedagvaard, omdat [gedaagde sub 1] de brief op persoonlijke titel heeft geschreven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het gebruik van het briefpapier van Isala de indruk wekt dat de brief (mede) uit naam van Isala is geschreven. Nu Isala zich niet heeft gedistantieerd van de brief en ter zitting heeft verklaard dat [gedaagde sub 1] bevoegd was haar briefpapier te gebruiken, hebben eiseressen Isala, als door [gedaagde sub 1] kennelijk vertegenwoordigd, terecht in de procedure betrokken.
3.3. Tot slot van de preliminaire verweren hebben gedaagden gesteld dat er geen sprake is van spoedeisend belang. Ook hierin worden gedaagden niet gevolgd. Het belang dat verdere reputatieschade wordt voorkomen wordt voldoende spoedeisend geoordeeld.
3.4. Bij de inhoudelijke beoordeling zal eerst de vordering tot rectificatie aan de orde komen. Hierbij wordt vooropgesteld dat bij gevallen als dit twee belangen tegenover elkaar staan: enerzijds het belang om niet te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen en anderzijds het belang dat geconstateerde misstanden niet blijven voortbestaan. Welk van deze belangen de doorslag behoort te geven, hangt af van de omstandigheden van het geval.
3.5. In dit geval heeft [gedaagde sub 1] gemeend zijn zorgen over het functioneren van LCPL aan de orde te moeten stellen bij onder meer de NVVP. Dit op zichzelf is niet onrechtmatig, en vloeit bovendien voort uit zijn verantwoordelijkheid als RCP. Niettemin is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde sub 1], door de manier waarop hij te werk is gegaan, onrechtmatig heeft gehandeld. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
3.6. Allereerst is de toonzetting van de brief van belang. Door de gekozen bewoordingen heeft de brief het karakter van een brandbrief, waarin wantoestanden aan de kaak worden gesteld. Hierdoor wordt de suggestie gewekt dat LCPL het met de regels niet zo nauw neemt en onzorgvuldig te werk gaat. Weliswaar heeft [gedaagde sub 1], door het gebruik van woorden als 'lijkt', 'mogelijk' en 'twijfels', zijn kritiek soms voorzichtig gebracht, maar dat doet aan de gewekte suggestie niet af.
3.7. Het voorgaande brengt mee dat ten aanzien van de inhoud extra zorgvuldigheid moet worden betracht. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde sub 1] hierin is tekortgeschoten. Op twee van de voor eiseressen belangrijkste punten mist de kritiek namelijk deugdelijke onderbouwing dan wel feitelijke grondslag.
3.8. Het eerste punt betreft [gedaagde sub 1]' s kritiek dat LCPL zich in haar jaarverslag op essentiële punten niet houdt aan de NVVP Richtlijn Cervixcytologie, en ook niet aan de NVVP afspraak van Standaard Jaarverslag. Dat het jaarverslag inderdaad op dit punt van de richtlijnen afwijkt hebben eiseressen erkend, maar daarbij gaat het volgens hen om punten die duidelijk van ondergeschikt belang zijn en bovendien is deze jarenlange praktijk volgens hen nooit onderwerp van kritiek geweest bij de visitaties. Op de ter zitting gestelde vraag waarom het voor [gedaagde sub 1] gaat om essentiële punten is slechts gezegd dat dit voor hem nu eenmaal essentiële punten zijn.
3.9. Ten tweede heeft [gedaagde sub 1] gesuggereerd dat er bij LCPL onvoldoende gekwalificeerd personeel werkzaam is. Deze kritiek is deels gebaseerd op het feit dat [gedaagde sub 1] kennelijk nog geen antwoord heeft gekregen van de NVVP op een verzoek om opheldering over de status van een van de artsen van LCPL, en deels op onzorgvuldigheid van [gedaagde sub 1] zelf: hij heeft in het BIG-register gezocht naar een arts met gebruikmaking van onjuiste voorletters. [gedaagde sub 1] concludeert dat er getwijfeld kan worden "of zich bij LCPL wel geregistreerde pathologen c.q. onder bevoegde supervisie staande arts-assistenten zich buigen over cytologisch en histologisch onderzoek", en voegt hieraan toe dat het toch niet zo kan zijn dat het bestuur naar aanleiding van "dergelijke toestanden" geen onderzoek instelt.
3.10. Het is aannemelijk dat eiseressen wegens de door [gedaagde sub 1] gewekte suggesties in een voor de beroepsgroep bepalende kring van personen aanzienlijke reputatieschade hebben geleden en nog zullen lijden. Overigens had [gedaagde sub 1] eenvoudig eerst eiseressen kunnen verzoeken om opheldering. Een en ander leidt tot het oordeel dat gedaagden onrechtmatig jegens eiseressen hebben gehandeld. Dat [gedaagde sub 1] aan alle betrokkenen heeft geschreven dat de brief van 29 mei als niet verzonden kan worden beschouwd doet hieraan niet af, temeer niet omdat [gedaagde sub 1] ter zitting heeft gesteld inhoudelijk nog steeds achter de brief te staan. De vordering onder II zal daarom worden toegewezen, en wel op de wijze als onder 4 vermeld.
3.11. Aan het op te leggen gebod zal een - gemaximeerde - dwangsom worden verbonden. Ook zal worden bepaald dat de dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zulks mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
3.12. De vordering onder I komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu de omvang van de schade in dit kort geding nog niet bij benadering kan worden vastgesteld.
3.13. Gedaagden zullen, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
gebiedt gedaagden om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, op briefpapier van Isala, een rectificatie te verzenden aan het bestuur van de NVVP en aan de personen die de brief van 29 mei hebben ontvangen, onder verzending van een kopie aan eiseressen, met de volgende inhoud:
"Geacht bestuur,
Op 29 mei 2007 heeft Dr. [gedaagde sub 1], als patholoog werkzaam bij Isala Ziekenhuizen te Zwolle, op briefpapier van Isala Ziekenhuizen aan uw bestuur een brief geschreven met belastende uitlatingen over het Leids Cytologisch en Pathologisch Laboratorium (LCPL), gevestigd te Leiden.
In deze brief is LCPL ervan beschuldigd zich in haar jaarverslag 2005 op essentiële punten niet te hebben gehouden aan de NVVP Richtlijn Cervixcytologie en de NVVP afspraak van Standaard Jaarverslag.
Daarnaast zijn in deze brief twijfels uitgesproken of zich bij LCPL wel geregistreerde pathologen c.q. onder bevoegde supervisie staande arts-assistenten buigen over het cytologisch en histologisch onderzoek, dat LCPL uitvoert.
Deze uitlatingen blijken deugdelijke onderbouwing respectievelijk feitelijke grondslag te missen en hebben de reputatie van LCPL en van Dr. [eiseres sub 2], bestuurder van LCPL, en aldaar tevens werkzaam als patholoog, ernstig geschaad.
Op bevel van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in kort geding, rectificeren wij daarom deze uitlatingen over LCPL en bieden wij onze verontschuldigingen aan voor dit onrechtmatig handelen jegens LCPL en Dr. [eiseres sub 2].
Hoogachtend,
Dr. Mr. [gedaagde sub 1] Het bestuur van Isala Klinieken"
bepaalt dat gedaagden, indien zij met bovenstaand gebod in gebreke blijven, aan eiseressen een dwangsom moeten betalen van € 1.500,-- per dag, met een maximum van € 30.000,--;
bepaalt dat bovenstaande dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 3.11 is vermeld;
veroordeelt gedaagden om binnen vijftien dagen na de datum van dit vonnis de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van eiseressen begroot op € 1.186,85, waarvan € 816,-- aan salaris procureur, € 300,-- aan griffierecht en € 70,85 aan dagvaardingskosten, aan eiseressen te betalen;
bepaalt dat gedaagden bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zijn;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 22 augustus 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
SV